Tellen in het Turks

Jij was drie weken geleden boos op mij, weet je dat nog? vraag ik aan N.
Ja, zegt ze. Spreken is lastig voor haar.

Weet je nog waarom dat was?, vraag ik.
Ja, zegt ze.

N. wilde in het begin helemaal niet mee naar het Gedichtenatelier. Hoewel haar Nederlands prima is was ze bang dat er in het atelier geen of nauwelijks ruimte voor de Turkse taal zou zijn, en daar ging ze niet mee akkoord.  En natuurlijk had ze daarin gelijk – als er geen Turks gesproken zou kunnen worden op deze donderdagochtenden dan zouden we met elkaar geen relatie op kunnen bouwen, en zou er sowieso weinig of niets tot stand kunnen komen. Er zijn levensfases waarin de moedertaal meer dan voorheen weer dominant wordt.

Vraag eens aan buurvrouw, vriend of collega die met een andere moedertaal opgroeide  om zacht en in zichzelf een stapeltje munten te tellen, en vraag daarna in welke taal diegene dat deed: dat is bijna altijd de moedertaal. Oftewel: de taal van de vroege levensfase. Die getallen liggen samen met kinderliedjes, kinderversjes, beelden en nog veel meer  opgeslagen in lagen van ons herinnerde bestaan die we altijd met ons meedragen, en die soms & razendsnel tevoorschijn komen.

Die herinneringen zijn bij de bewoners in Turkuaz vooral in het Turks opgeslagen. En het is daarom dat het gedichtenatelier elke donderdagochtend begint met een gedicht. In het Turks, en daarna met een vertaling van dat gedicht in het Nederlands. De herinneringen en associaties van  bewoners bij dat openingsgedicht sturen  de ochtend. De ochtenden draaien om hun verhaal.