Privacy

Trees en Gedichten heeft privacy hoog in het vaandel.
Informatie die in workshops direct of indirect ter sprake komt is vertrouwelijk. Ook deelnemers zijn ten opzichte van elkaar aan die vertrouwelijkheid gebonden.

Adressen, e-mailadressen en telefoonnummers vallen ook onder het vertrouwelijke materiaal, en zullen volgens diezelfde zorgvuldigheidseisen gehanteerd worden.

Een kasteel op vijf pijlers

Ik begrijp het niet, hoe kan een kasteel gebouwd zijn als een sonnet, zegt Robin in de les. Ik heb net aan 4 Havo beelden laten zien van het Castel del Monte dat in 1240 gebouwd is naar analogie van het allereerste sonnet dat een aantal jaren eerder geschreven is. We zijn in het rijk en in de tijd van de Romeinse keizer Frederik II op Sicilië. Frederik II werd ook wel Stupor mundi et immutator mirabilis, oftewel het wonder en de wonderbaarlijke vernieuwer van de wereld .

Ik vertelde eerder over de acht zijden van het kasteel, met de acht torens aan de buitenkant – als het octaaf van een sonnet. Ik vertelde over de drie ramen en drie deuren in de achtkantige binnenkant, als het sextet. De geliefde die middenin begraven zou liggen spreekt natuurlijk tot de verbeelding, en is de parallel met de liefdeslyriek in het klassieke sonnet. Robin heb ik niet overtuigd.

Een kasteel is een gebouw, zeg ik. Het is  een structuur, gemaakt van stenen, volgens een van te voren uitgedacht plan. Hij knikt. Een gedicht, ga ik door, kan ook bestaan uit een van te voren bedachte structuur. Je bedenkt hoe het bouwwerk van het gedicht gaat zijn, en in die structuur ga je woorden kiezen.  Je bouwt dus het gedicht met woorden.
Robin geeft me het voordeel van de twijfel.

De leerlingen gaan in duo’s beeldsonnetten maken. Ze nemen materialen van de tafel vol snoep, kruiden, veren, spelden, plakogen en -parels en meer, en gaan kijken en kiezen en leggen en schuiven. Halverwege de opdracht vraag ik Robin Begin je te voelen waarom  structuur ook over gedichten kan gaan?  Hij kijkt op, knikt, en gaat verder.

Robin en zijn maatje zijn aan het einde van de les de enigen die het beeldsonnet niet af hebben.  Ze houden materialen achter voor een latere werkronde. Ze zijn een construct gaan bouwen, en elke stap is doelgericht,  weloverwogen, en vol betekenis. Ik beslis om bij aanvang van de volgende les een gedicht van Ted van Lieshout te tonen, Mijn vader ging, over het bouwen van een gedicht. Dat gedicht staat hier, én het staat op vijf pijlers.

Sorry, Trees, ik héb niets om voor te lezen

“Wil jij nu dan je tekst voorlezen?,” vraag ik terwijl ik opkijk naar de deelnemer aan het andere eind van de tafel. Voor me ligt mijn telefoon; om de tijd in de gaten te houden, en om af en toe een didactische timer in te stellen. Blijkbaar heb ik de home-knop geraakt, en Siri schettert door de ruimte: “Sorry,  Trees, ik héb niets om voor te lezen”, met pauzes van de duur van een komma tussen sorry en Trees, en tussen Trees en ik. Statig.

Afgelopen winter bood de Haagse Kunstenaarsorganisatie Stroom een workshopreeks aan voor kunstenaars die beter wilden leren schrijven. Wegens grote belangstelling plande Stroom twee reeksen: eentje op de dinsdagavond, en eentje op de zaterdagmiddag. Ik was de  docent, en ontmoette twee  groepen hardwerkende mensen. Twee groepen met elk een eigen atmosfeer, en eigen vragen, talenten en blokkades.

Voor mij was het een buitenkansje om met deze groepen kunstenaars mijn vernieuwde aanpak uit te  proberen. Inmiddels zie ik dat poëzie een tussenruimte kan zijn, waarin de relatie met taal kan veranderen. Het grote verhaal daarachter staat in mijn essay Poëzie als Tussenruimte“. De vraag naar de praktische toepasbaarheid & haalbaarheid test ik inmiddels keer op keer – in steeds weer andere groepen; jong en oud,  laaggeletterd of hoog opgeleid.  Ik kom hier zeker op terug.

Tellen in het Turks

Jij was drie weken geleden boos op mij, weet je dat nog? vraag ik aan N.
Ja, zegt ze. Spreken is lastig voor haar.

Weet je nog waarom dat was?, vraag ik.
Ja, zegt ze.

N. wilde in het begin helemaal niet mee naar het Gedichtenatelier. Hoewel haar Nederlands prima is was ze bang dat er in het atelier geen of nauwelijks ruimte voor de Turkse taal zou zijn, en daar ging ze niet mee akkoord.  En natuurlijk had ze daarin gelijk – als er geen Turks gesproken zou kunnen worden op deze donderdagochtenden dan zouden we met elkaar geen relatie op kunnen bouwen, en zou er sowieso weinig of niets tot stand kunnen komen. Er zijn levensfases waarin de moedertaal meer dan voorheen weer dominant wordt.

Vraag eens aan buurvrouw, vriend of collega die met een andere moedertaal opgroeide  om zacht en in zichzelf een stapeltje munten te tellen, en vraag daarna in welke taal diegene dat deed: dat is bijna altijd de moedertaal. Oftewel: de taal van de vroege levensfase. Die getallen liggen samen met kinderliedjes, kinderversjes, beelden en nog veel meer  opgeslagen in lagen van ons herinnerde bestaan die we altijd met ons meedragen, en die soms & razendsnel tevoorschijn komen.

Die herinneringen zijn bij de bewoners in Turkuaz vooral in het Turks opgeslagen. En het is daarom dat het gedichtenatelier elke donderdagochtend begint met een gedicht. In het Turks, en daarna met een vertaling van dat gedicht in het Nederlands. De herinneringen en associaties van  bewoners bij dat openingsgedicht sturen  de ochtend. De ochtenden draaien om hun verhaal.

 

 

Ik wil het niet zien

Ik wil het niet zien, maar het moet is de titel van de traagste film die ik tot zover ooit zag. Hij gaat over het werk van de schilder Co Westerik en is geschoten op 35 mm film. Producent René Mendel van het Amsterdamse bedrijf Interakt stelde de vier dikke rollen film beschikbaar voor een poëzieproject met het Haagse Lyceum Ypenburg, en de operateurs van Filmhuis Lumen in Delft vonden het een feestje om weer eens een 35 mm film te mogen vertonen.

Ik wil het niet zien, maar het moet rekt de kijktijd voor schilderijen. Zeventien seconden is de gemiddelde kijkduur van een museumbezoeker. Reken er maar op dat de tijd van middelbare scholieren daaronder zit.

De leerlingen vonden het zwaar,  langdurig naar steeds weer nieuwe schilderijen te moeten kijken. Toch hoorde ik ze lachen, de adem inhouden, en op andere wijze reageren op wat er passeerde. En het is ook wel ongewoon dat er schilderijen passeren met namen als “Snijden aan gras”, en je ziet gras met een vinger die bloedt, en dan volgen er nog vijf schilderijen die daar op variëren.

Een van de leerlingen schaamde zich dat ze had durven lachen om schilderijen, en ze bood achteraf haar excuses daar voor aan. Dat ik werkelijk vond dat je om kunst óók mag lachen was een onverwacht perspectief voor haar.

Wat voor de leerlingen alles goed maakte was het verdere verloop van het project – film kijken, de straat op met een waarnemingsopdracht, en heel veel geschets in woorden. Na twee dagen bleken alle leerlingen verrassende gedichten te hebben staan. Beelden uit de schilderijen raakten vermengd met straatbeelden, herinneringen, verlangens, dromen, en alledaagse gedachten.

Waartoe dit leidde: daarover later meer. Voor mij is de les: het mag best, leerlingen enigszins ontregelen met de traagste film die ze misschien wel ooit zullen zien. Als het maar klopt in het totale programma.

 

 

Mijn jas blijft alvast achter

De deur naar de activiteitenruimte staat open als ik de gang van de woongroep Turkuaz doorloop. Ik glip naar binnen, en zie alle beloofde materialen liggen in een kamer die klaar is voor de start. Mijn jas blijft alvast achter.

In  de eetkamer is nog niet iedereen zover. Na een snelle groet richting keuken loop ik naar een bewoonster en vraag: zal ik u dáárheen rijden? Ze knikt.
Eigenlijk wil ze naar de lift, maar daar ga ik niet heen. Ze gaat akkoord met de activiteitenkamer en kiest haar plek.

Langzaam maar zeker rijdt het vol. Meneer met de rollater, mevrouw die me na onze eerdere uitgebreide kennismaking met grote hartelijkheid begroet. Meneer die traag maar stevig op eigen benen voortgaat kiest bedachtzaam zijn plaats. Er is weinig ruimte rondom de tafels voor al die grote stoelen. Sevda van Turkuaz & ik bevestigen elkaar dat we later  opnieuw naar de indeling van de ruimte zullen kijken.

De eerste vrijwilliger komt binnen, en we maken kennis. Papier, potloden & kleurpotloden liggen in de aanslag en de verzamelbundel met Turkse poëzie in twee talen wordt gretig ter hand genomen.  Na alle voorbereidende, omtrekkende, schetsende, dromende bewegingen is het zo ver: voor de allereerste keer vindt er in Turkuaz een gedichtenworkshop plaats. Gedurende de rest van het jaar is elke donderdagochtend gereserveerd voor gedichten – lezen, luisteren, maken, vormgeven, in het GedichtenAtelier van Florence!

In een vrachtwagen tussen de meloenen

Ik schuif aan op de stoel naast de rolstoel van mevrouw. Ze herkent me en begroet me met een hartelijke glimlach. Of ik een gedicht voor haar mag lezen, vraag ik, en spring met een grote plons in het diepe. Koud twee weken doe ik dagelijks mijn Turkse les op Duolingo. In de tweetalige poëziebundel zoek ik een pagina met kwatrijnen – drie vierregelige gedichten onder elkaar van Süreyya Berfe. En ik begin met hardop lezen. Ik weet dat mevrouw weet hoe lastig het is wat ik doe. Ze glimlacht steeds naar me en verbetert me af en toe. Sommige woorden vind ik echt onuitsprekelijk, en na drie vier keer oefenen zegt ze dan: dat is goed.  Nadat ik eerst om en om een Turkse regel en een Nederlandse  regel heb gelezen lees ik het eerste gedicht in zijn geheel voor:

Ya bir bulutsun rüzgârlare boş veren
Ya da bir insansın çok uzarkladaki
Çünkü her tatilin serüven
Her kaçısın limansız bir gemi

Gevolgd door  de Nederlandse versie:

Of je bent een wolk die zich niets aantrekt van windvlagen
Of je bent een mens heel in de verte
Want iedere vakantie van jou is een avontuur
Iedere vlucht van jou een haveloos schip

Mevrouw kijkt naar me. Hetzelfde, zegt ze. Die (ze wijst) en die (ze wijst nogmaals) zijn hetzelfde. Ze zijn hetzelfde. Ja, zeg ik, evet. Ze zijn hetzelfde. Of ze nog een gedicht wil, vraag ik. Ik blader, en noem wat titels. Nee, nee, nee.

Ik kom terecht bij het gedicht Istanbul van Cahit Külebi dat opent met de regels:

Kamyonlar kavun taşır ve ben
Boyuna onu düşünürdum

Vrachtwagens vervoerden meloenen en ik
dacht onophoudelijk aan haar.

Omdat ik de pauze niet goed leg raakt de ik in de vrachtwagen verzeild, tussen al die meloenen.  De glimlach wijkt voor een volle hartelijk lach. Wat een uitstekend moment is om de samenlezensessie te stoppen.

Het gedicht van Süreyya Berfe is vertaald door Annemarike Stremmelaar, het gedicht van Cahit Külebi is door Maarten Kurpershoek.Beiden gedichten komen in beide talen uit de bundel Moderne Turkse Poëzie, uitgeverij Atlas, samengesteld door Mehmet Emin Yıldırım, Sytske Sötemann en Mehmet Çetin.

Sammie en de lift

Sammie woont in het CoornhertCentrum. Met zijn vier poten, wit en zwart gevlekte vacht en ruim twintig centimeter schofthoogte is hij een vertrouwde bewoner. Als ik aankom op donderdagochtend en rechtstreeks met de lift naar de derde etage wil voor het Gedichtenatelier op de afdeling Turkuaz staat Sammie op de lift te wachten. Ik druk op de knop, en vraag richting balie ‘Naar welke etage wil de kat?” En terwijl het antwoord komt staat Sammie al in de liftkooi en kijkt waar ik blijf.

Op de derde stapt hij samen met mij uit, nadat hij zich even heeft laten aanhalen. Sammie kijkt om zich heen, en stapt weer terug in de lift voordat de deur sluit. Hij gaat onderweg naar zijn eigen woonlaag, de vijfde.

Waarschijnlijk is er niemand die het pand aan het Erasmusplein beter kent dan Sammie.  Ook op de derde komt hij regelmatig langs. En hij is niet het enige huisdier op de afdeling: er is ook nog de hond in het mandje.  Dát dier is wat kleiner, en ligt gefixeerd aan de mand. Haar bont is misschien wel synthetisch, maar in dit hondje klopt een hart. Tijdens mijn eerste bezoek lag hij op schoot bij een van de bewoonsters. Ze werd er gelukkig van, het ademende bont onder haar handen.hondje turkuaz globaal

Als het hart van de tijd

De zeer oude zingt heet het gedicht waar de regel uit de titel in staat. Enkele regels eerder passeert een van  de bekendste regels uit de Nederlandse poëzie. Lucebert is voor veel mensen bekend van vijf woorden: alles van waarde is weerloos. Door die vijf woorden uit context te halen verschuift de betekenis.

Hier staat het complete gedicht, en een foto van de regel op het dak van een verzekeringsmaatschappij. Ik reed er vaak per trein langs in de jaren tachtig. In mijn herinnering staat het er altijd. 1987, zegt de site. Dat betekent dat ik 9 jaar lang niet zag dat dat gedicht er nog niet was. Zoals wanneer er een pand in je straat is opgeknapt, en je daarna denkt: Was die gevelinscriptie daar al altijd? Of is die na die renovatie pas weer tevoorschijn gekomen? 

In december 2015 sprak ik de educatief medewerker van Letterkundig & Kinderboekenmuseum. Of ik een les zou willen ontwerpen bij de muurschilderingen in de Foyer van het Letterkundig Museum. Ja graag!, zei ik – maar dat ik dan eerst op zoek willen naar meer inzicht in het werk van deze man. Zo belandde ik aan de tafel op de foto in de foyer van het Letterkundig Museum. Ik zat naast de 6 panelen grote muurschildering van Lucebert met een aanzienlijk deel van de collectie van het museum over Lucebert voor mij uitgespreid. Daar ontmoette ik een kunstenaar die me meer en meer fascineerde.

De les is klaar, en de liefde voor het oeuvre is wellicht ongeneeslijk geworden. Lucebert zal vaker terug gaan komen hier. Loetsjebért. Zo wilde hij heten. Geen pseudoniem, maar een zelfgekozen naam om het leven mee door te gaan.  Een dichter die werk schreef dat teruggrijpt op een grote literaire traditie én dat nog steeds actueel, uitdagend, (post)modern en relevant is.

als het hart van de tijd
als het hart van de tijd