Ik schuif aan op de stoel naast de rolstoel van mevrouw. Ze herkent me en begroet me met een hartelijke glimlach. Of ik een gedicht voor haar mag lezen, vraag ik, en spring met een grote plons in het diepe. Koud twee weken doe ik dagelijks mijn Turkse les op Duolingo. In de tweetalige poëziebundel zoek ik een pagina met kwatrijnen – drie vierregelige gedichten onder elkaar van Süreyya Berfe. En ik begin met hardop lezen. Ik weet dat mevrouw weet hoe lastig het is wat ik doe. Ze glimlacht steeds naar me en verbetert me af en toe. Sommige woorden vind ik echt onuitsprekelijk, en na drie vier keer oefenen zegt ze dan: dat is goed. Nadat ik eerst om en om een Turkse regel en een Nederlandse regel heb gelezen lees ik het eerste gedicht in zijn geheel voor:
Ya bir bulutsun rüzgârlare boş veren
Ya da bir insansın çok uzarkladaki
Çünkü her tatilin serüven
Her kaçısın limansız bir gemi
Gevolgd door de Nederlandse versie:
Of je bent een wolk die zich niets aantrekt van windvlagen
Of je bent een mens heel in de verte
Want iedere vakantie van jou is een avontuur
Iedere vlucht van jou een haveloos schip
Mevrouw kijkt naar me. Hetzelfde, zegt ze. Die (ze wijst) en die (ze wijst nogmaals) zijn hetzelfde. Ze zijn hetzelfde. Ja, zeg ik, evet. Ze zijn hetzelfde. Of ze nog een gedicht wil, vraag ik. Ik blader, en noem wat titels. Nee, nee, nee.
Ik kom terecht bij het gedicht Istanbul van Cahit Külebi dat opent met de regels:
Kamyonlar kavun taşır ve ben
Boyuna onu düşünürdum
Vrachtwagens vervoerden meloenen en ik
dacht onophoudelijk aan haar.
Omdat ik de pauze niet goed leg raakt de ik in de vrachtwagen verzeild, tussen al die meloenen. De glimlach wijkt voor een volle hartelijk lach. Wat een uitstekend moment is om de samenlezensessie te stoppen.